De vorming van predikanten, het onderscheid tussen christenen en nietchristenen
en de rol van de kerk en de gelovigen in het publieke domein
zijn de vragen die aandacht krijgen in de bezinning op de organisatie van kerk en geloof. Oude normen en tradities worden hierbij op hun houdbaarheidsdatum
bevraagd.
In een vergelijkbare situatie schreef de lutherse theoloog Erasmus Sarcerius
zijn Pastorale (1559). In dit handboek doet hij predikanten praktische handreikingen
aangaande hun voortgaande vorming, de wijze waarop zij en hun
gemeenteleden heilig kunnen leven en de kerk kunnen organiseren en ook
hoe zij hun verantwoordelijkheid in de samenleving kunnen vormgeven.
In deze kerkhistorische studie met een praktisch-theologische focus laat
Kees de Groot zijn analyse van de Pastorale uitlopen op vijfentwintig stellingen
waarin hij formuleert wat zowel de kerk en haar leden als theologische
opleidingen vandaag van Sarcerius kunnen leren.