De bundel Jaag de veulens weg bestaat uit vier delen: Gids, Metgezel,
Intermezzo en Begin. Jeugdjaren en toekomst lopen in verschillende gedichten samen op. Als de eerste gasleidingen worden aangelegd, leest een grootmoeder dagelijks het verlies van haar partner. Als dossiers hoog opgestapeld liggen, zonlicht over de dressuur van definities en bepalingen valt, is er de verzuchting dat deze dag ook zo eenvoudig had kunnen zijn
als het hooi dat in mijn hoofd gekeerd
en gekeerd wordt, als jeugdjaren die ongemoeid
languit liggen, als paarden die stoïcijns staldeuren
in het vizier houden
Een terugkerend thema in zijn werk is de taal zelf; woorden liggen gereed op het palet, maar weten ze zich ook goed te mengen? Kunnen ze de situatie zo verbeelden dat je het doek vertrouwd kunt achterlaten?