Gedurende een lange met alcohol doordrenkte carnavalsnacht is niemand wie hij is, iedereen is verkleed en speelt een rol. Ralf was vroeger een schipperskind en zet nu als veerman de carnavalsgasten over naar de overkant van de nacht. Maar, zegt een als pater verklede man tegen Ralf, tijdens Vastelaovend ben je niet verkleed als iemand anders, tijdens Vastelaovend ben je eindelijk jezelf.
In de drukke straten van Venlo en in de volle cafés en bars houdt Ralf minutieus zijn score bij van biertjes, jenever en andere opwekkende middelen. Met zijn schippersbenen houdt hij het net zo lang vol als de meest doorgewinterde carnavalsvierders. Hij ontdekt dat het feest niet alleen gaat over drank en seks in een donker portiek. Af en toe denkt hij aan thuis, aan zijn vriendin Sara en haar kinderen. Sara, die als schoolmeisje al verliefd op hem was. En die hij zevenentwintig jaar later weer tegenkwam in de supermarkt, inmiddels alleenstaande moeder met vier kinderen. Vanaf dat moment besluit hij haar bij te staan en samen met haar de kinderen te verzorgen.
Tegen de kleurrijke achtergrond van de Vastelaovend ontvouwt zich het verhaal van een man die niet alleen de dieperliggende lagen van het feest ontdekt de warmte, de saamhorigheid, de serieuze ondertoon van de gein en dwaasheid maar die ook beseft dat hij zichzelf is kwijtgeraakt in de zorg voor het gezin. Uiteindelijk vindt hij zichzelf terug, bijna zoals de pater voorspelde.