In de oude binnenstad aan een stille gracht staat een metaalbedrijf, de Precisiedraaierij waar meneer Drijber de scepter zwaait. Het is oorlog, maar het bedrijf draait op volle toeren om Duitse legerorders uit te voeren. Op een ochtend eind '43 staan tien willekeurig van de straat geplukte voorbijgangers tegen de muur van de fabriek. Zij worden gefusilleerd als represaille voor een verdonken soldaat. Onder de tien de beste metaaldraaier van de fabriek, de vader van de hoofdpersoon die vanuit het raam van zijn kamer moet toezien hoe zijn vader wordt vermoord. De jongen, Reinier, zestien jaar oud, volgt zijn vader op in de fabriek. Meneer Drijber vat sympathie voor de jongen op en leidt hem op als zijn opvolger. Hij brengt hem later in contact met het liefste wat hij heeft: zijn nichtje Sylvia, dat in weelde bij hem wordt opgevoed. Zou het wat worden tussen die twee, de verwende en in cultuur en kunst opgevoede Sylvia en de eenvoudige, begaafde maar eigenwijze Reinier. Hij werkt zich omhoog in het bedrijf, maar zijn toekomst loopt anders dan zijn weldoener beoogt. Maar Sylvia laat hem niet los.
