Hij vond zijn werk niet bijzonder fijn. Wat hij er fijn aan vond was alleen de routine en de bevrediging die het hem schonk daaraan vast te houden. Het wrijvingsloze eraan. Zelfs als voor de rest niets functioneert. Dit wrijvingsloze in stand willen houden, in weerwil van de werkelijkheid, was het zwaarste werk dat hij ooit heeft gedaan.