De dikke mist hing als een lijkwade over de donkere straten van Londen terwijl Jeffrey Cardwell in zijn kantoor zat en probeerde de laatste mysteries van een oude heksenzaak te ontrafelen. De knetterende warmte van de open haard verdreef de vochtige kou nauwelijks uit de kamer. Een oude olielamp hing boven zijn bureau en wierp flikkerende schaduwen op de muren en de spookachtige silhouetten van Jeffrey en zijn vreemd imposante,
maar liet melancholische meubels dansen.
Jeffrey Cardwell — een man met een scherpe geest en oog voor het bovennatuurlijke. Zijn donkere, doordringende ogen en scherpe kaaklijn gaven hem de uitstraling van een jager, die elke nacht op de loer lag. Wanneer het bovennatuurlijke de Londenaren teisterde, was hij degene tot wie ze zich voor hulp wendden.
Linda, zijn assistente, zat zoals gewoonlijk aan haar bureau, een antieke kolos van eikenhout. Haar blonde haar viel in zachte golven rond haar gezicht en accentueerde de ijsblauwe ogen die elke man, sterfelijk of niet, konden betoveren. Haar kleding was niet minder opvallend: een diep uitgesneden jurk die haar verleidelijke schoonheid geenszins verhulde.