Het dagboek van Bernard 'Bernie' Mestriz neemt ons mee naar het leven van een vervolgde Joodse jongen uit Terborg. Zwervend door de Achterhoek ontsnapt hij op miraculeuze wijze aan de vervolging door de nazi's.
Bernie begint op 13 april 1942 te schrijven. Hij is dan 17 jaar, het is de dag dat hij een vals persoonsbewijs krijgt en als boerenknecht Michiel Johan Schuurman door het leven zal gaan. Veel Joodse boerenknechten zullen er niet geweest zijn. Hij verhaalt uitvoerig over de gewone alledaagse dingen op het platteland en over zijn werk op de verschillende boerderijen. Zo verdiende hij de kost in ruil voor een onderduikplek. Als orthodoxe jood hield hij zich aan alle joodse wetten en feestdagen. Bernie's oorlog is een aangrijpend verhaal waarin Bernie's angst voelbaar is: verraad, razzia's, NSB'ers, het oppakken van Joden in zijn omgeving en zijn vlucht naar de bossen. Zijn religieuze gevoelens hielden hem op de been, ook tijdens momenten van groot gevaar.
Bernie heeft het bewaard gebleven deel van het dagboek van zijn vermoorde neef Alfred Wolf bij zijn dagboek gevoegd. Beiden kwamen uit Terborg en waren nog tieners toen de oorlog uitbrak. Deze bijzondere dagboeken van een overlever en van een vermoorde onderduiker brengen ons dicht bij het dagelijkse leven van opgejaagde Joden tijdens de bezetting van ons land. Bernie Mestriz (1925 — 1999) overleefde als enige van zijn gezin de Holocaust. De laatste dagboekregels schrijft hij op 20 november 1945, zes maanden na de bevrijding.