Deze roman vertelt het verhaal van wellicht de grootste held van de middeleeuwen: de olifant Abul Abbas.
We schrijven het jaar 802. Franken en Saracenen voeren een bloedige oorlog om de politieke en religieuze hegemonie.
De Jood Isaak en zijn slaaf reizen vanuit de Oriënt naar Aken. Ze voeren een witte olifant mee: het vredesgeschenk van de kalief van Bagdad voor Karel de Grote. Iedereen die ze tegenkomen is doodsbang voor het monster uit de hel.
In dezelfde tijd maken twee nonnen een voetreis naar de keizer; ze willen hem spreken omdat hun klooster is verwoest. Onderweg krijgen de vrouwen te maken met ongelooflijke avonturen en ontberingen.
Alle wegen naar Aken kruisen elkaar in de besneeuwde Alpen — maar niet iedereen zal het doel bereiken.
De historicus Dirk Husemann laat ons deze reis vol spannende avonturen en onvermoede gevaren meemaken, terwijl hij behendig verhaal en historische gebeurtenissen door elkaar vlecht: met recht een epische vertelling.