Grace Dalrymple Elliott (1754–1823) wist op wonderbaarlijke wijze aan de guillotine te ontsnappen. Als maîtresse van Louis-Philippe d'Orléans, intrigant en neef van de onthoofde Franse koning Lodewijk XVI, maakte ze de Franse Revolutie van nabij mee. Ze kwam oog in oog te staan met Robespierre en Lafayette, reisde tijdens de Brabantse Omwenteling naar de Zuidelijke Nederlanden, was bevriend met Marie-Antoinette en deelde de cel met Joséphine de Beauharnais, de latere Madame Bonaparte.
Op vraag van de Engelse koning George III schreef ze haar memoires. Geroemd om haar schoonheid en geestige conversatie financierde Grace Elliott haar riante levensstijl door haar tijd en haar lichaam aan de hoogste bieder te verhuren. Als minnares van d'Orléans was ze meer dan een
bevoorrechte getuige van het gekonkel aan het koninklijk hof en van de intriges in revolutionaire kringen. Ze was de spil van een netwerk dat terdoodveroordeelde aristocraten naar het buitenland hielp ontsnappen. Terloops spioneerde ze voor de Britten.
'Weldra zal ik onder de guillotine liggen' is de eerste Nederlandse vertaling van dit unieke ooggetuigenverslag van de Franse Revolutie en de Terreur.