De kinderen van de binnentuin wonen in een klein
straatje in een grote stad. Ze zijn met zijn zessen.
Jan-Willem is de oudste (en dat is te merken!). Tim,
Minke en Nina wonen elk in een ander huis, en Taco en Heleen zijn broer en zus. Meestal lijkt het wel of ze
allemaal broertjes en zusjes van elkaar zijn: ze kunnen
vreselijk ruzie maken, maar na de vakantie zijn ze altijd
dolblij om elkaar weer te zien.
Hun vaders en moeders zijn vrienden van heel vroeger,
toen zelfs Jan-Willem nog niet bestond. Ze hebben van vijf tuinen één grote binnentuin gemaakt, met zandbakken en hutten, slingerpaadjes en vijvers,
kippen- en konijnenhokken, honden en katten. Je kunt
er mooi spelen, bijvoorbeeld riddergevechtje en verstoppertje. (Maar t is natuurlijk wel dom om jezelf
in een vuilnisbak te verstoppen!)
Bij de binnentuin, driehoog boven Minke, woont Peter.
Hij is al heel oud, bijna twintig. Jammer genoeg is hij
verslaafd aan drugs. Hij is best aardig, maar zijn
zogenaamde vrienden zorgen voor veel narigheid.
De kinderen bedenken een plan om Peter te helpen.
Maar dat is niet zo gemakkelijk als het lijkt