De homeopathie werd rond het begin van de negentiende eeuw bedacht door de Duitse arts Samuel Hahnemann. In Nederland bleef de geneeswijze vooral terrein voor lekengenezers en charlatans, totdat de arts Nicolaas Voorhoeve in 1886 het veld begon te organiseren. Dankzij hem kwamen er meer homeopathische artsen en in 1914 kon hij zelfs een algemeen ziekenhuis op homeopathische grondslag openen. Zijn zoon Jacob werd daar al snel geneesheerdirecteur.
De familie Voorhoeve was in die tijd leidend binnen de evangelische beweging der Vergaderingen van Gelovigen. Nicolaas Voorhoeve, zelf een prediker, wenste van de Nederlandse homeopathie een christelijk gekleurde heelkunde te maken. Daarin slaagde hij door veel geloofsbroeders in de besturen van ziekenhuis en verenigingen te zetten. De kaping gebeurde stilletjes. Officieel bleef de georganiseerde homeopathie levensbeschouwelijk neutraal. Deze situatie bleef in stand tot het overlijden van zoon Jacob in 1951. Daarna verdween de religieuze kleuring snel.