De menselijke geschiedenis laat zich lezen als een proces waarbij mens en machine steeds verder met elkaar versmelten, tot op het punt dat we langzaam maar zeker in cyborgs veranderen — half mens, half machine. Dat punt zijn we met rasse schreden aan het naderen.
Naarmate we meer van onze menselijke vermogens gaan uitbesteden aan machines wordt de vraag naar ons mens-zijn steeds relevanter. Wat maakt, in tijden van kunstmatige intelligentie, digitalisering en robotisering, het menselijk bestaan tot een menswaardig bestaan? Dat is de vraag die filosoof Hans Schnitzler in De mens, de machine & de therapeut centraal stelt en in historisch perspectief plaatst.
Om te begrijpen wat we nu zijn, moeten we onderzoeken hoe we zo geworden zijn. Daartoe nodigt hij de lezer uit om, samen met hem, in technotherapie te gaan. Waar komt onze fascinatie met technologie vandaan en wat staat er mogelijkerwijs op het spel? Veranderen we misschien zelf in robots? Heeft het onderscheid tussen echt en nep nog wel betekenis in een wereld van virtual reality en deepfakes? Aan welke angsten en dromen komt het leven in cyberspace eigenlijk tegemoet? Er zit niets anders op dan te graven in ons verleden om hier meer zicht op te krijgen.