Het jaartal 1848 staat symbool voor de overgang van conservatisme en standenmaatschappij naar liberalisme en democratie. De strijd speelde zich ook af binnen harten en hoofden. Dat gold zeker voor jonkheer Jan Nedermeijer van Rosenthal, een standsbewuste aristocraat met verlichte ideeën. Al in 1816 pleitte hij voor afschaffing van de slavernij.
Van Rosenthal was een uitstekend Kamerlid. In 1849 werd hij om zijn matigende invloed gevraagd als medeformateur van het eerste kabinet-Thorbecke. Zelf werd hij minister van Justitie. Maar Thorbecke liet zich niet temmen en zelf was Van Rosenthal te weinig doortastend. Nadat hij zijn ontslag had ingediend als minister schitterde hij in de internationale vrijmetselarij.