Het allereerste boek dat ik las over Gods genade maakte me zó boos, dat ik het over de camping wilde smijten! Genade was voor mij iets zoetsappigs. Iets waarmee, ook ik als spreker, 'grote zondaars' in Gods koninkrijk verwelkomde. Maar genade verlenen aan mezelf? Daar had ik de grootste moeite mee. Zou ik dat doen, dan zou ik erkennen dat ik een heleboel had geprobeerd te verdienen. Was dat dan allemaal voor niets geweest? Wat een verlies! Nee, genade was toch vooral voor watjes? Voor mensen die niet radicaal konden zijn? Of die constant worstelden met zonde? Daar kon ik me totaal niet in herkennen…