De belangstelling voor het werk van Jane Austen (1775–1817) is de laatste jaren sterk toegenomen.
De oude kritiek op haar centrale thema: hoe een jonge vrouw aan de juiste (welgestelde) man komt om voor het vreselijke lot van de verzurende oude vrijster te worden gespaard is verstomd.
Met is gaan waarderen hoe briljant zij dit schijnbaar beperkte thema uitwerkt en hoe kostelijk haar zedenschilderingen van de gegoede middenklasse zijn.
Zo is het respect gegroeid voor haar prachtige stijl, scherpe observatievermogen, haar ironie, humor en levendige pen. Alles vlinderlicht van toon, met een fijn getekende, bijna onderkoelde bewogenheid en een innemende afkeer van hypocrisie.
Ook in Mansfield Park (1814) komt het via tal van intriges tot huwelijken. Heldin van dit als een detective opgebouwde verhaal is de jonge, timide en kwetsbare Fanny Price, dochter van behoeftige ouders, die opgroeit in het gezin van haar oom Sir Thomas Bertram, bezitter en bewoner van Mansfield Park.
Het lijkt een sprookje, want Fanny krijgt inderdaad haar droomprins en wordt hierdoor meesteres op Mansfield Park en de geliefde en gewaardeerde steunpilaar van de familie. Maar de grote onderstroom van deze prachtige roman — die als de meest diepzinnige van Austens oeuvre geldt — bestaat uit het fascinerende tijdsbeeld dat zij tekent: Engeland in de jaren 1811–1813, toen het leven van de “landedgentry” nog in scherper contrast stond tot de elegante maar oppervlakkige “London style” waarvan Beau Brummel een exponent was. Een korte periode waarin waarden tegen elkaar worden afgemeten, aan de vooravond van Waterloo…