Spike is woedend. Op zijn vader, die hem een verrader vindt. Op de leraar techniek die hem vanmiddag dwarszat. Op de jongen die de koplamp van zijn scooter kapot heeft gemaakt. En zeker op het meisje dat opeens vlak voor hem op de weg gaat fietsen. Wies schrikt zich rot als ze bijna wordt aangereden door een jongen op een scooter. Ze had hem totaal niet aan horen komen. Wanneer hij haar uit begint te schelden, scheldt ze terug. Maar dan pakt de jongen een mes. Isis fietst in haar eentje over de lange Wessellaan. In de berm ziet ze een gele scooter staan. Als ze vanuit de struiken een meisje hoort gillen, beseft ze dat er iets helemaal mis is. Wat moet ze doen?
Op een regenachtige middag in oktober kruisen de paden van Wies, Isis en Spike elkaar. Vanaf die dag is niets meer hetzelfde.