Wetenschappers nemen 'paranormale ervaringen' nauwelijks serieus. Vroeger was dat anders. Het concept 'paranormaal' bestond niet eens. Voor filosofen als Kant, Schopenhauer en Bergson waren het hooguit bijzondere, intrigerende ervaringen. William James, die uitgebreid studie maakte van spiritistische mediums, noemde ze 'wilde beesten in de filosofische woestijn'. Dit boek maakt duidelijk dat voor veel filosofen – van Kant tot Derrida – omstreden verschijnselen als telepathie en helderziendheid een serieus studieobject vormen. De auteurs bestuderen veelzeggende teksten van filosofen die tot nu toe weinig aandacht kregen. Ze laten zien hoe elk van deze denkers op eigen wijze een serieuze interpretatie probeerde te geven van zulke ervaringen, die op het eerste gezicht ons begrip te boven lijken te gaan.